
Iedere ouder maakt het mee: je peuter schreeuwt omdat de boterham in vier stukjes is gesneden in plaats van acht. Jij bent al moe van de nacht ervoor en voor je het weet ben je zelf ook aan het snauwen. Achteraf denk je misschien: Waarom raakte ik zo geïrriteerd?
In zulke momenten kan het G-schema je helpen. Het is een simpele en verrassend krachtige manier om meer grip te krijgen op je emoties — én die van je kind.
Wat is het G-schema?
Het G-schema is een hulpmiddel uit de cognitieve gedragstherapie om stil te staan bij wat je denkt, voelt en doet. Want vaak zijn we geneigd om automatisch te reageren, zonder dat we ons bewust zijn van de gedachten die daaraan voorafgingen. Die gedachten bepalen hoe we ons voelen en welk gedrag we laten zien.
Het schema bestaat uit vijf onderdelen:
- Gebeurtenis – Wat gebeurt er precies?
- Gedachte – Wat denk je hierover?
- Gevoel – Wat voel je door die gedachte?
- Gedrag – Wat doe je daarna?
- Gevolg – Wat levert dat gedrag op?
Door deze stappen te doorlopen, ontstaat er ruimte voor bewustzijn. Je krijgt zicht op hoe je gedachten jouw gevoel beïnvloeden. En je kunt onderzoeken of die gedachte eigenlijk wel klopt.
Het G-schema in de praktijk
Stel: je kind schreeuwt en gooit een speelgoedauto door de kamer.
- Gebeurtenis: Je kind gooit met speelgoed.
- Gedachte: “Hij luistert nooit! Ik doe het niet goed als ouder.”
- Gevoel: Boosheid, frustratie, misschien ook verdriet.
- Gedrag: Je schreeuwt terug of stuurt hem geïrriteerd naar zijn kamer.
- Gevolg: Je kind wordt overstuur. Jij voelt je schuldig. De sfeer is om te snijden.
Maar stel dat je even pauze neemt en je gedachte onderzoekt:
👉 Is het waar dat hij nooit luistert?
👉 Is het eerlijk om te zeggen dat ik het niet goed doe als ouder?
Vaak merk je dan: Nee, dat is niet helemaal waar. Je kind is misschien moe, gefrustreerd, overprikkeld — net als jij.
En dan kun je een helpende gedachte tegenover die automatische gedachte zetten, zoals:
- “Hij is nog aan het leren hoe hij met emoties omgaat.”
- “Ik hoef niet perfect te zijn als ouder, ik doe m’n best.”
Die nieuwe gedachte roept andere gevoelens op (bijvoorbeeld begrip of geduld) en daardoor reageer je anders. Misschien haal je adem, ga je naast je kind zitten en benoem je wat je ziet: “Je bent boos hè? Gooi maar even niet met je auto, die kan stuk.”
Dit werkt ook bij kinderen
Ook kinderen kun je dit leren, in simpele taal. Bijvoorbeeld:
- Wat gebeurde er?
- Wat dacht je toen?
- Hoe voelde dat?
- Wat deed je daarna?
- En hoe liep het af?
- Wat had je ook kunnen denken, waardoor je je anders zou voelen?
Je kunt het tekenen, naspelen of tekenen met smileys. Zo leren kinderen dat hun gedachten invloed hebben op hun gevoel én dat ze zelf iets kunnen doen om die spiraal te doorbreken.
Waarom het werkt
Omdat het je bewust maakt.
Omdat het ruimte geeft tussen stimulus en reactie.
En omdat het laat zien: je hoeft niet alles te geloven wat je denkt.
Dat is een waardevol inzicht. Niet alleen voor jou, maar ook voor je kind. Je geeft ze een tool mee voor het leven.